Eén keertje maar, echt waar
Eén keertje maar, echt waar
“Vitens belde of je nog naar de aandeelhoudersvergadering komt dinsdag”, zei mijn secretaresse. “Tuurlijk”, zei ik. “Altijd leuk. Zeg maar tegen ze: Nou en of!”. Een ander vroeg me: “Wat ga je daar dan doen?”. “Nou, tegen stemmen natuurlijk! Ze hebben een voorstel gedaan voor het beloningsbeleid, en dat is veel te hoog”. De burgemeester hoorde me en gniffelde. Ze blijft een SP-er, zal hij gedacht hebben.
Niet meer dan Balkenende
Dinsdagochtend werd het stuk, waarin het standpunt stond dat de gemeente Hilversum zou innemen, door het college vastgesteld. Ik ga er tenslotte niet heen als SP-er, maar als wethouder van de gemeente Hilversum en als vertegenwoordiger van het college. Onze lijn was dat de nieuwe bestuurder van dit waterleidingbedrijf niet meer zou mogen verdienen dan het huidige salaris van een minister.
Vitens presenteerde haar voorstel als heel redelijk: het voldeed goeddeels aan de Dijkstalnorm. Het advies van de commissie Dijkstal in 2007 was dat bestuurders van bedrijven met een grote publieke taak niet meer zouden mogen verdienen dan een minister. Het wordt ook wel de Balkenende-norm genoemd. Niemand mag meer verdienen dan de minister-president.
Het voorstel van Vitens voldeed daar bijna aan. Wat was er dan eigenlijk mis mee?
Nou, er zit een addertje onder het gras. Ik ben gek op cijfertjes, dus dat was me al eerder opgevallen: de commissie Dijkstal gaat uit van het salaris, dat volgens hen een minister in 2009 zou moeten verdienen, en dat ligt 30% hoger! Dus op dit moment verdient een minister zo’n 135.000 euro en als de Tweede Kamer dit najaar met een voorstel van minister ter Horst instemt, dan verdient hij/zij 176.000 euro. En daar liep Vitens al op vooruit!
Een man die goed samenwerkt
Dinsdagmiddag om 16 uur verzamelden zo’n 50 aandeelhouders zich in het fraaie hoofdkantoor van Vitens aan de snelweg. Ik schudde vriendelijk handjes en dronk mijn kopje thee. Ik maakte een praatje met een OR-lid en een trotse leidinggevende van Vitens.
De vergadering begon. Bij het eerste punt, het vaststellen van de agenda was het al raak. De raad van commissarissen had nl. gemeend eerst de benoeming van de kandidaat te agenderen en dan pas het bezoldigingsvoorstel. Dat was wel erg bont volgens sommige aandeelhouders. Ik sprak een paar keer in om ze te ondersteunen: “Wat betekent het dan eigenlijk, als we nu eerst vòòr deze kandidaat zouden stemmen en als we het vervolgens niet eens blijken te zijn met het bezoldigingsvoorstel?” Na aanhoudende vragen ging de Voorzitter van de Raad van Commissarissen overstag: we bespreken eerst de kandidaat en dan de bezoldiging, en we stemmen daarna in omgekeerde volgorde.
Op aristocratische toon werd de situatie uitgelegd “Graag geven wij eerst een toelichting op deze kandidaat. Deze tòpkandidaat is na een uitgebreide procedure geselecteerd en zijn kandidatuur wordt ondersteund door het MT en de OR. We zijn blij dat we een kandidaat van zo’n kaliber hebben weten te krijgen. Er zijn tenslotte ook veel kandidaten afgevallen door de beperkte salariseisen die golden voor een bedrijf van dit formaat”.
Natuurlijk repte de CV van een man met een goede opleiding en een uitgebreide staat van dienst. Maar ik wilde wel eens weten waarom het een topper was. “Kunt u mij een toelichting geven op de kandidaat; op welke punten vindt u dat hij in het bijzonder past bij dit bedrijf?” Namens de benoemingscommissie antwoorde men vervolgens: “Vitens staat voor belangrijke uitdagingen. Vitens zal in de komende tijd het volgende moeten realiseren (bla, bla, bla).”
Dat moest ik nog maar eens proberen. Alle aandeelhouders keken naar me toen ik alweer opstond. “Ik begrijp dat er belangrijke zaken spelen bij Vitens, maar kunt u me aangeven op basis van welke kennis of competenties u deze kandidaat zo bijzonder geschikt acht?” Het vorige riedeltje werd herhaald. De voorzitter van de vergadering schoot te hulp: “We zijn in de uitvoerige en herhaaldelijke gesprekken onder de indruk geraakt. Het is een man die goed zal werken met de mensen en afdelingen in het bedrijf. Hij zal niet voor de troepen uit lopen, maar samen met hen de zaken effectueren.” Dat was het. Meer was er niet. Ik zei maar dat ik blij was dat nu ook het enthousiasme verwoord werd.
Mag het ietsje meer zijn?
Vervolgens werd het beloningsvoorstel besproken. Ik zat naast de VVD-wethouder uit Baarn, met wie ik het goed kan vinden. Het standpunt van Baarn was dat de beloning iets te hoog was: bovenop het ministersalaris werd er ook nog een jaarlijkse bindingspremie van 10.000 euro gegeven, en daarmee overschreed het de Dijkstal-norm. Er waren meerdere gemeenten die zich daarover uitspraken. Was dit nu echt nodig, was het echt zo dat deze man wel zou komen voor 186.000 euro, maar niet voor 176.000 euro? “Ja, dit was echt de grens voor hem”, bevestigde de voorzitter.
Vervolgens ging de hele discussie over deze ‘14e maand’, zoals iemand het noemde. Veel gemeenten tegen, maar de grote jongens, de provincies, waren al “in the pocket’. Dat was natuurlijk al van te voren afgeregeld. Het was wonderlijk om te zien welke argumenten door hen gebruikt werden: “Dit is zo’n topkandidaat, deze kans kunnen we niet laten lopen.” “We stellen hier niet het nieuwe beloningsbeleid vast, dit is alleen de beloning voor deze bestuurder.” Eén provincie maakte het wel heel bont: “Straks zal er een wet komen, die zal regelen dat de beloning van waterleidingbedrijven aan de Dijkstalnorm moet voldoen, maar daar zit dan ook een regeling in om voor uitzonderingen toestemming te vragen aan de minister. Deze uitzonderingsmogelijkheid is er nog niet, dus dat moeten we dan nu maar zelf doen.”
Een klein dorpje in Gallië…
Midden in deze discussie werd het tijd om ook het standpunt van Hilversum in te brengen. Ik stond weer bij de microfoon. “Nu hoor ik veel discussie of de Dijkstalnorm aangehouden moet worden, of dat het iets meer mag zijn, maar voor de gemeente Hilversum spelen er nog andere afwegingen. Helaas wordt er door de benoemingscommissie geen enkele onderbouwing gegeven waarom het salaris van een minister maatgevend zou moeten zijn voor een directeur van een waterleidingbedrijf. Hebben die werkelijk dezelfde moeilijkheidsgraad? Kennelijk gaan we aan dat punt zomaar voorbij. Als dat dan zo is, dan vindt de gemeente Hilversum dat we aan moeten sluiten bij het huìdige salaris van een minister en niet bij een salaris dat 30% hoger ligt en nog niet door de Tweede Kamer is vastgesteld. De gemeente Hilversum zal dus tegen dit voorstel stemmen.”
Nou, dat was geen verrassing, hoor. Ze kennen me ondertussen wel. Alle aandeelhouders vonden een ministers-salaris plus 30% oké, en Hilversum niet. Daar had je haar weer.
Wassen neus
De discussie over wel of niet een bindingspremie werd vervolgd. Er werd langzaam duidelijk dat die bindingspremie niets speciaals inhield. Hij kreeg hem niet pas als hij een paar jaar was gebleven of zo. Er waren ook geen afspraken over hoe lang hij zou blijven. “Het is gewoon verkapt salaris” fluisterde mijn collega uit Baarn mij in. Maar ook dat keurden de provincies goed. De voorzitter moest wel een toezegging doen: “We zullen een brief sturen waarin we onze intenties serieus inhoud zullen geven. We zullen onze wederzijdse gedachten die we hadden toen we deze bindingspremie afspraken vastleggen.” Dat was hoogdravend voor: “We gaan er wel vanuit dat je een aantal jaar blijft, nu we je die premie geven.” Maar geen enkele garantie dus.
Alles zat al dicht
De stemming volgde over de beloning. Stembriefjes werden uitgereikt. Ik kruiste het vakje “tegen” aan en leverde het in. Toen de voorzitter de uitslag bekend maakte, bleek dat 80% van de aandeelhouders zijn stem had uitgebracht. Een flink deel was niet aanwezig, maar had wel een volmacht ingediend. 80% was uitzonderlijk hoog. Kennelijk was er flink gelobbyd. De uitslag was 75% voor en 25% tegen. Aangenomen. De kandidaat werd met unanieme stemmen aangenomen.
Klaar.
De Baarnse VVD-wethouder had tegen gestemd. Hij had gedacht dat hij nog wel een kans maakte. “En, hoe voelt dat nu?”, vroeg ik, “Tegen stemmen en dan toch verliezen?” Het was een gevoel dat ik als SP-er beter kende. “Nou, ik heb best wel een kater. Het is er nu zo maar door.” Tja, uiteindelijk geldt ook hier de macht van “de gevestigde orde”.
…bieden geen garanties voor de toekomst
De uitgangspunten voor de nieuwe wet op de normering van de topinkomens zijn in juni door het ministerie bekend gemaakt. De Balkenende-norm staat er hard in. Nog voordat deze wet is aangenomen, is er al een bestuurder aangenomen bij een bedrijf in publieke handen met een publieke taak, die 10.000 euro meer krijgt dan de Balkenende-norm. Maar natuurlijk, dit was maar één keertje. Dit geval was zeer uitzonderlijk. Ècht waar….
Karin Walters, wethouder