De ambities van SP-wethouder Arjo Klamer
De ambities van SP-wethouder Arjo Klamer
Sinds 7 mei is Arjo Klamer voor de SP wethouder Sociale Zaken en Participatie in Hilversum. Hij heeft ook Arbeidsmarkt en Werkgelegenheid en Beroepsonderwijs in zijn portefeuille en is 2de wethouder wijkzaken. Hij werd de politiek en het Hilversums college ingezogen, zoals hij het zelf noemt. Hij blijft doceren aan de Erasmusuniversiteit Rotterdam, waar hij hoogleraar culturele economie is. Klamer heeft verschillende boeken geschreven, publiceert wetenschappelijke artikelen en schrijft geregeld artikelen in diverse dagbladen. Zijn meest recente boek is ‘De euro valt! En wat dan?’
Over Arjo Klamer
‘Ik ben opgegroeid in Hilversum en woon hier sinds 1994 weer. Mijn vader was dominee en radiopastor. Hij is al 26 jaar dood maar mensen spreken mij nog steeds over hem aan, zoals de burgemeester nog onlangs. Van huis uit ben ik sociaaldemocraat. Ik studeerde in de jaren zeventig, toen er veel interesse was voor het communisme en Marx. Ik sympathiseerde daarmee maar hield me verre van ideologische opvattingen, in tegenstelling tot mijn broer.’
Klamer doceerde zeventien jaar economie aan verschillende universiteiten in de Verenigde Staten, waar hij zich altijd associeerde met alternatieve bewegingen.
‘Die zijn daar radicaler en vooral alternatiever dan hier. Er zijn bijvoorbeeld coöperatieve winkels waar je lid van kunt worden en waar je als vrijwilliger korting krijgt op allemaal goede spullen die maatschappelijk verantwoord zijn geproduceerd. In Washington was ik lid van een kerk waar ’s middags gekookt werd voor daklozen. Ik had op die manier meer contact met de kwetsbare kant van de samenleving en kon verantwoordelijkheid nemen. Dat deed wel wat met me. Ik zag dat armoede pijn doet. Jan Marijnissen kwam me daar opzoeken. Ik had toen wat argwaan tegenover de SP, maar vond hem direct een geschikte vent met wie het goed praten is. Hij zei precies wat ik dacht, namelijk dat mensen niet alleen rechten hebben maar ook verantwoordelijkheden. Later, toen hij terugtrad, ben ik het gesprek met Emile Roemer en anderen aangegaan over allerlei economische issues, zoals de euro.’
En het lidmaatschap van de SP?
‘Ik ben al lang maatschappelijk en sociaal betrokken, doe mee met allerlei discussiegroepen met economen en spreek mensen van tal van partijen. De SP spreekt me aan omdat ze voor sociale en democratische waarden staat, mijn standpunten ten aanzien van Europa verwoordt, consistent opkomt voor de kwetsbare medemens, en mensen politiek activeert. Als wetenschapper had ik de neiging om geen verbintenis met een partij aan te gaan, maar vorig jaar besloot ik toch lid van de SP te worden, ook al sta ik er daarmee gekleurd op. Bianca Verweij van de Hilversumse SP was er snel bij om me te vragen mee te werken aan het verkiezingsprogramma en later of ik mee wilde doen aan de collegeonderhandelingen. Wethouder worden was niet mijn ambitie, het ging mijn voorstellingsvermogen te boven. In het begin woonde ik de onderhandelingen met ernstig voorbehoud bij, maar tot mijn eigen verrassing vond ik het best leuk om mee te doen. Het ging ergens over. Zo werd ik erin gezogen. Ik heb altijd als wetenschapper gewerkt, praatte wel veel over politiek maar bedreef het nooit. Het voelde alsof ik in het diepe sprong.’
Politiek een eyeopener
De politiek was voor Klamer een eyeopener. Hij vond de materie ingewikkeld en het kostte hem moeite er grip op te krijgen. Hij ziet hoeveel werk politiek vergt en hoe lastig het kan zijn, en ook dat de kracht van politiek mede in de lokale afdelingen ligt. Dat heeft hem geraakt. Daarom wil hij tegenover de mensen die afwijzend en argwanend tegenover politiek en gemeenteraad staan graag een lans breken voor de raadsleden, voor wat ze naast hun gewone werk allemaal doen en voor hoe ze zich inzetten voor wat ze denken dat beter kan. Daar heeft hij grote waardering voor ontwikkeld. Ook is hij blij met zijn eigen portefeuille.
‘Mijn vrouw vond het eerst maar helemaal niks dat ik wethouder werd. Maar ze ziet dat het mij goed doet en wordt er nu wel vrolijk van. Ik kom met verhalen over echte mensen thuis, over zaken die ertoe doen. Of de combinatie hoogleraar en wethouder een gelukkige is, zal moeten blijken. Intellectueel heb ik dat andere deel nodig. Colleges geven is hartstikke leuk. Dat wil ik niet missen en ik heb veertien promovendi. Die ga ik niet in de steek laten. Ik ga kijken of ik mijn ideeën uit de wetenschap hier kan realiseren. Het grootste probleem in de samenleving is niet dat er te weinig geld is maar dat er te veel nadruk ligt op de markt en de overheid en te weinig op wat we sociaal met elkaar doen. De kracht ligt toch in wat mensen samen opzetten in de maatschappij, zoals sportclubs, verenigingen, actiegroepen, coöperatieven en zo. De afgelopen decennia heeft de samenleving onder druk gestaan vanwege de overheersende markt en dominante overheid. Daar zijn mensen niet gelukkig mee, zoals blijkt uit het onbehagen en het geklaag over gebrek aan solidariteit.’
Hoe wilt u het beleid bij de afdeling Werk, Inkomen en Zorg gaan vormgeven?
‘Op de eerste plaats houden we op met praten over klanten. Burgers, inwoners zijn geen klanten, ze betalen nergens voor. Bij WIZ komen mensen met een hulpvraag. Wat ik heel belangrijk vind - en dat is al ingezet door mijn voorganger Jan Rensen - is dat we als gemeente mensen persoonlijk benaderen. Het contact tussen de hulpvrager en de medewerker van de gemeente is een zwaarwegend contact dat wij als gemeente persoonlijk willen aangaan. Het gaat niet meer over de enkele vraag: ik heb geen werk, mag ik een uitkering, of: ik heb een kind met een probleem. We gaan kijken wat er achter de hulpvraag schuilt. Misschien ligt daar wel iets heel anders, een schuld, of een psychisch probleem. De medewerker bij de gemeente gaat dat onderzoeken om te kijken wat wij als gemeente kunnen doen. Dat betekent dat we de schotten weghalen tussen de zorg, re-integratie en participatie. We willen ook weten wat belangrijk is voor de inwoner met een hulpvraag en wat hij of zij kan bijdragen aan de oplossing van het probleem. Het moet een relatie met wederkerigheid zijn.’
Wat wilt u doen aan werkgelegenheid en participatie?
‘We moeten naar originele oplossingen zoeken, op een andere manier werk organiseren. Dat is lastig, want betaald werk moet niet verdrongen worden. Maar er is veel werk mogelijk dat niet perse betaald hoeft te zijn, maar wel iets toevoegt. De vraag is hoe we dat gaan organiseren. Zelf zoek ik het in de vorm van een coöperatie waar mensen lid van kunnen worden die in de bijstand zitten, of werkeloos zijn, of net gepensioneerd en nog wat willen doen. Mensen die geen kans krijgen op betaald werk omdat daar te weinig van is. Zo’n coöperatie zou kunnen gaan werken met wat ik sociaal geld noem, credits voor verleende diensten die gebruikt kunnen worden voor andere diensten of maatschappelijke producten. In Duitsland en Japan heb je al dergelijke experimenten en ook in Amsterdam zijn ze er mee bezig. De gemeente kan dat evenwel niet organiseren, burgers moeten daarvoor het initiatief nemen, maar de gemeente kan wel participeren en stimuleren. Je kunt daar bijvoorbeeld een goede website voor organiseren, waarop huishoudens en bedrijven kunnen intekenen. Sommige klussen worden dan rechtstreeks betaald, andere kunnen via het sociale geld verrekend worden. Er zijn al initiatieven, zoals een club die buurthulp organiseert. Er is in Hilversum genoeg te doen. Ik wil kijken of we wat kunnen pionieren. En we moeten er ook voor zorgen dat de Tomingroep levensvatbaar blijft, want die groep doet goed werk met mensen die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben, zoals dat hier heet.’
Decentralisaties een aardverschuiving
De overgang van rijksoverheidstaken naar de gemeenten vindt Klamer een aardverschuiving. Dat de landelijke overheid nogal wat taken op het bord van de gemeente schuift heeft bij de SP veel verzet opgeroepen. De partij vindt dat het veel te snel is gebeurd.
‘Het is wel gek dat ik als SP-wethouder landelijk beleid moet gaan uitvoeren dat niet door mijn partij wordt gesteund en ik moet bewijzen dat het wel kan. Daar ga ik wel ontzettend mijn best voor doen. Ik heb er fiducie in dat we het gaan redden met elkaar.’
‘Mijn maatschappelijke visie is dat er een structuurverandering gaande is. Er zijn tekenen van wat we een andere economie noemen. Als je bedenkt hoeveel spullen we weggooien! We kunnen er zoveel aan doen om dingen meer te laten circuleren. Het is idioot dat we de zaak aan de gang houden door onzinnige dingen te produceren. Het doel zou de ontwikkeling van kwaliteiten moeten zijn in plaats van de toename van kwantiteiten. De vraag is hoe je culturele economie kunt vertalen naar gemeentelijk niveau. Dat is waar ik graag mijn bijdrage aan wil leveren.’
Dit interview werd gepubliceerd in het nieuwsbulletin van Sociale zaken, Werkplein nr3, 2014
- Zie ook:
- WERK & INKOMEN
- GEMEENTEBESTUUR